Licht in donkere dagen

Voorwoord

Vorig jaar, rond deze tijd, deed ik samen met mijn kleindochtertje boodschappen voor het avondeten. Dat is altijd avonturen, want gegarandeerd zeker dat we we thuis komen met ongedroomde schatten. Die bewuste keer waren het twee beeldjes van grappige kerstclowntjes. Eigenlijk houd ik niet van kitsch, maar met kerst ga ik helemaal los. Dan mag alles glanzen en mijn kleindochter vond de beeldjes prachtig. Dus vooruit maar! 
Een dag later pakte ik de ballendoos uit. Een jaarlijks terugkerend ritueel waarmee de kersttijd wordt ingeluid. In de doos zat een lichtengeltje. Een lief aandenken aan een kerstdiner dat wij indertijd samen vierden met Luna's nonno. Voor het hele gezelschap had hij uit Italië zo'n lichtje meegenomen. Op de een of andere manier vond ik dat de kereltjes en het engeltje wel leuk bij elkaar pasten. En aangezien ik soms zomaar een hele, dikke duim krijg vond ik dat er eigenlijk wel een verhaal inzat. Het leek me fantastisch als mijn kleindochtertje een eigen kerstverhaal zou krijgen waarin zijzelf een glansrol mocht vervullen. Voordat ik het wist zat ik achter mijn PC en kreeg het verhaal steeds meer vorm. De inspiratie kwam niet alleen van mijn kleindochter en de beeldjes, ook van een stelletje hangjongeren. Zonder in de gaten te hebben dat ik hen kon horen zaten ze regelmatig, onder het klimop aan de buitenkant van mijn hek, bier te drinken en slap te ouwehoeren. Uit hun verhalen bleek dat ze bepaald niet goed in hun vel zaten en weinig geloof hadden in de toekomst. Daar moest ik iets mee en zo ontstond dit verhaal.

Als kerstcadeautje mag u het verhaal voor eigen gebruik downloaden. 
Veel plezier met Luna's kerstsprookje!

Amerongen 2007

------------------------------

 

Er waren eens vier vervelende jongetjes en vier nog véél vervelender meisjes. Ze waren zo geworden, omdat ze niets meer de moeite waard vonden. Dat was vreemd, want ze hadden de liefste ouders en het prachtigste speelgoed. Zaten op een gezellige school en hun klasgenootjes waren altijd bereid om leuk mee te doen. Eigenlijk hadden ze alles dat hun hartje begeerde. Toch speelden ze alleen nog maar dat ene, rare spelletje: Wie van hen het hardst kon klagen en klieren.
Diep in hun hart wilden ze wel veranderen. Maar ze waren zo verveeld geraakt dat ze niet eens meer wisten hoe ze het voor elkaar konden krijgen om het leven weer fijn te gaan vinden. De kinderen hadden een geheime hut onder een met weelderig klimop ommuurde tuin van een oud vrouwtje. Soms zaten ze daar onder de struiken tegen elkaar te klagen en vroegen zij zich af waarom ze zo ongelukkig waren. Op een dag zei de slimste van het stel; "misschien zijn wij wel betoverd door een slechte heks"
"Jasses!" riep een ander verschrikt, "je moet niet van die gekke dingen zeggen."
"Toch zou dat best eens waar kunnen zijn," viel nummer drie in; "vroeger had ik zulke mooie plannen. Toen wilde ik het liefst een clown worden en iedereen licht en blij van hart maken." 
"Ja", viel nummer vier in; "dát had ik ook wel gewild! Maar nu zou ik zelfs niet eens weten hoe ik een droeve clown zou kunnen worden." 
"Weet je wat ík had willen worden", zuchtte een van de meisjes; "een echte engel! Ik droomde ervan dat ik overal naar toe zou kunnen vliegen en ook mensen gelukkig maken. Tegenwoordig ben ik alleen maar bang dat ik áltijd ongelukkig zal blijven en daarom ben ik boos." 
"Dat zijn wij ook",
riep de rest in koor; "heel, heel erg boos, al zijn we eigenlijk te verveeld om écht boos te zijn.". 
Zoals de kinderen daar onder het klimop bij elkaar zaten waren ze er slecht aan toe. Behalve praten deden ze ook domme dingen die helemaal niet goed waren voor ze. Zo rookten ze stiekem sigaretjes en soms gapten ze zelfs flesjes bier van hun ouders. Hoewel ze best wisten dat drank en sigaretten heel slecht waren voor hun hersens en ze het eigenlijk niet eens echt lekker vonden. Maar ja, ze wilden graag stoer gevonden worden en eventjes vergeten hoe verveeld ze waren.
Nu dacht het stel dat niemand hun geklaag kon horen en daarom hadden ze niet in de gaten dat de oude vrouw, aan de andere kant van de muur, stil had staan luisteren en zich grote zorgen maakten over de kinderen. 
"Weet je", zei ze in zichzelf. "Ik denk dat ze misschien wel echt behekst zijn, want het zijn altijd leuke kinderen geweest. Maar", viel ze zichzelf in de rede; "dat kan toch niet! Tegenwoordig bestaan er toch geen monsters en heksen meer. Ik zal me wel vergissen." 
Die nacht sliep de oude vrouw heel diep en in haar droom verscheen haar eigen grootmoeder. Opeens herinnerde zij zich dat haar oma ooit had verteld dat de mensen van vroeger geloofden dat er per ongeluk nog één heks was overgebleven. De nare verveelheks! Als het haar zou lukken om ooit ergens kinderen te beheksen met de grote verveelziekte, zouden die kinderen ook andere kinderen aansteken en dat zou verschrikkelijke gevolgen hebben.
De oude vrouw schrok wakker, omdat zij begreep dat haar oma niet voor niets was verschenen. Dit betekende dat het echt waar was dat de nare verveelheks probeerde om acht onschuldige kinderen in haar greep te krijgen. Misschien was het zelfs al te laat! 
"O, wat moet ik doen", zuchtte ze. Ze hoopte dat de oude grootmoeder nog een keer zou verschijnen om haar te vertellen hoe ze de verveelheks onschadelijk kon maken. Ze wist nog goed dat haar omaatje een van de allerlaatste vrouwen was die nog het geheim kende van de magische toverkracht die de wijze vrouwen van heel vroeger gebruikten om de mensen van toen te beschermen. 
Zelf kon ze niet toveren. Dat had ze ook nooit gewild. Ze vond dat de mensen van deze tijd zoveel verstand en kennis bezaten dat ze het zonder toverkracht konden doen. De oude vrouw kon dus niet toveren. Toch was het duidelijk dat als zij het op moest nemen tegen de nare verveelheks een portie gezond verstand niet voldoende zou zijn. Zeker niet nu deze al zulke slechte plannetjes aan het uitbroeden was. Nog wel zo dichtbij dat er kinderen uit haar eigen dorp bij betrokken waren. En wat nog veel erger was, er bleek niemand anders te zijn die in de gaten had dat de kinderen in groot gevaar verkeerden. Ze moest dus wat doen, maar wat?
Die nacht verscheen grootmoeder nog eenmaal, voor een allerlaatste keer, en zij fluisterde haar kleindochter het geheim van de oude toverkunst in. 
"Dát kan ik die arme kinderen toch niet aandoen", had zij verschrikt uitgeroepen, toen ze begreep wat zij moest doen om de kinderen voor de verveelheks te verstoppen, zodat die ze niet langer kon beheksen. De kinderen zouden namelijk voor een hele lange tijd moeten verdwijnen. Want niemand, nee niemand, mocht weten waar ze waren, zodat de verveelheks ze niet op kon sporen.
Toen de oude vrouw die ochtend wakker werd overdacht ze alles nog eens goed. Eigenlijk moest zij iets verschrikkelijks doen, want er zou veel verdriet zijn in het dorp als men zou merken dat de kinderen waren verdwenen. Ze zuchtte en besloot om die avond eerst zelf eens op ze af te stappen om te proberen of ze hen niet een beetje gezond verstand kon inpompen. Al had ze er een hard hoofd in.

Tegen beter weten in kroop ze die avond ook onder het klimop, maar de kinderen lachten haar uit en deden heel vervelend toen zij vertelde dat ze hen wilde behoeden voor een groot gevaar. 
"Weet je, oude vrouw" zei de brutaalste "het is bijna kersttijd en vroeger vond ik dat de fijnste tijd van het jaar. Al die lichtjes en gezelligheid van de mensen vredig samen. Nu kan zelfs dát me niet meer schelen. Ik geef helemaal niks meer om die lichtjes en jij, jij bent een oude, arme vrouw. Jij hebt geen macht en jij hebt helemaal geen geld om ons te helpen." 
"Dat oude en geen centjes klopt wel", antwoordde het oude vrouwtje vriendelijk. "Gelukkig heb ik wel iets dat veel belangrijker is. Ik heb een lichtje in mijzelf en dat lichtje maakt mij zo warm en blij dat ik mij nooit hoef te vervelen en altijd bezig ben om mensen blij te maken met mooie dingen. Weten jullie nog dat het vroeger jullie liefste wens was om engel en clown te worden? Toen geloofden jullie nog in jezelf. Vertouwden jullie erop dat het lichtje in jullie hart sterk genoeg was om anderen blij te maken". 
"Ja maar, dát was vroeger" riepen de kinderen in koor. "Nu doet niets er meer toe. Wij zijn te verveeld om ooit nog maar iets te kunnen."  
"Als dat zo is kan ik jullie niet helpen. Jammer hoor! Wel heb ik voor iedereen een beker warme chocolademelk meegenomen, zodat jullie het niet zo koud hoeven te hebben." 
Met een verveeld gebaar namen de kinderen het warme drankje aan. Dat vonden ze toch nog wel lekker. 
"Tot ziens dan maar", zei de oude vrouw nadat de kinderen het drankje hadden opgedronken. 
"Helemaal niks tot ziens dan maar", mompelden de kinderen tegen elkaar. 
"Morgen gaan wij op zoek naar een andere schuilplaats. Eentje waar geen oude vrouwtjes ons kunnen afluisteren en lastigvallen." 
Al moest dat wel morgen gebeuren. De chocolademelk had hen zo slaperig gemaakt dat ze dicht tegen elkaar aan in slaap vielen. 

Toen de kinderen na lange tijd uit hun wonderlijke roes wakker werden waren ze beland in een vreemd land aan de andere kant van de wereld. Ergens waar de verveelheks hen nooit zou kunnen vinden. Vol verbazing keek het stel naar de prachtige kleertjes die ze aan hadden. De jongetjes zagen er alle vier uit als kerstclowntjes en de meisjes als kerstengeltjes. Maar, waar vroeger bij de jongetjes hun hart had gezeten zat nu een vreemd gat waarin een lichtje  kon worden gezet. Ook de meisjes zagen er gek uit. Bij hun zat, vlak voor hun neus, ook zo'n gat. Ze begrepen er niks van en moesten er wel een beetje om giechelen. Al verging dat lachen hun meteen toen ze merkten dat ze zich niet meer konden bewegen, omdat ze helemaal versteend waren.
"Oh", zeiden ze tegen elkaar; "er is iets ons verschrikkelijks overkomen." 
De tranen sprongen in hun ogen toen ze zagen waar ze waren en wat er met hen te gebeuren stond. De versteende kinderen stonden keurig achter elkaar opgesteld op de lopende band van een fabriek. Zonder verder te weten wat er met de anderen zou gaan gebeuren zouden ze stuk voor stuk in een doos tuimelen en daarna verpakt worden. Uit het gebonk en gekraak om zich heen begrepen ze nog net dat de jongetjes met elkaar in een hele grote kist waren terecht gekomen. Ze vroegen zich af wat er met de meisjes was gebeurd? Misschien was het wel beter dat zij dat niet wisten, want de meisjes zaten in een hele andere kist en zouden ook naar ander land worden verscheept. Op de doos van de meisjes stond Italië en de jongetjes moesten terug naar dat kleine landje dat Nederland wordt genoemd. 
Doodongelukkig zaten de kinderen alleen in hun dozen en de tijd leek eindeloos. Nu konden zij zich pas echt te vervelen. Er was niks wat ze nog konden doen. Er was alleen nog die ene, vage herinnering en ze wisten niet eens of die echt was, of alleen een droom.
Vlak voordat ze in slaap waren gevallen was de oude vrouw nog even teruggekomen met acht kerstkaarten voor thuis. Ze waren toen al te suf om te vragen wat dat moest en zonder morren had elk van hen op een kaart geschreven dat ze samen op vakantie waren naar een warm land en dat niemand zich ongerust over hen hoefden te maken. 
"…Op een dag komen we weer veilig thuis. Kusjes!..."
Een van de kinderen, denkend dat ze droomde, had nog gevraagd of ze werkelijk op reis gingen. Waarop de oude vrouw had uitgelegd dat ze door de verveelheks waren betoverd en dat er maar één mogelijkheid was om hun oude veerkracht te hervinden en weer vrolijk te worden. Ze had ook gezegd dat ze daarvoor eerst veel moesten leren over het leven en dat ze het niet makkelijk zouden krijgen. Er was namelijk, op de héle wereld, één lief meisje dat hun zou kunnen helpen om ooit weer samen te komen en gewoon te worden. De oude vrouw had ook nog verteld dat de kinderen eerst moesten leren om hun eigen lichtje terug te vinden en dat dit alleen zou lukken als ze weer op zichzelf en op het leven dorsten te vertrouwen. Dat was alles geweest en van wat er daarna was gebeurd wisten ze helemaal niks meer.

Er gingen maanden, misschien zelfs wel een jaar, voorbij voordat de meisjes werden uitgepakt en tot hun verbazing zagen dat ze in de etalage stonden van een winkel met allerlei mooie kerstspulletjes. Bij een van hen werd een klein lichtje gezet in het vreemde gat voor haar neus. Daardoor leek het alsof het versteende meisje tot leven kwam. Haar gezichtje glansde in het kaarslicht. Het was fijn om weer om zich heen te kunnen kijken naar de blijde mensen die allemaal verlangden naar het komende kerstfeest. Al maakte zoveel blijheid maakten hen ook droef. Hoe zou het thuis zijn? Zou er al een boom met lichtjes staan en zouden ze gemist worden? Wat verlangden de meisjes terug naar huis. Naar de tijd dat ze zo verveeld hadden gedaan. 
Jeetje, wat waren zij toch stom bezig geweest! Thuis hadden ze nooit zorgen gehad en waren ze ervan overtuigd geweest dat ze voor altijd bij elkaar zouden blijven. Nu waren ze bij iedere klant, die de winkel binnenkwam, bang dat een van hen verkocht zou worden en voorgoed verdwijnen. 
De slimste sprak de rest moed in.  
"Weet je nog wat die oude vrouw zei over dat ene, lieve meisje dat ons kan bevrijden? En dat wij moeten leren om weer vertrouwen in het leven te krijgen." 
Dat herinnerden de andere meisjes zich nog wel, maar wat was het moeilijk om echt te vertrouwen nu ze zich zo erg ver van huis voelden en ook niet wisten wat er met de vier jongens was gebeurd.

Op dat moment stond er een oudere heer voor de etalage te kijken. Kennelijk zocht hij een leuk cadeautje. Opeens kreeg hij een grote glimlach op zijn gezicht en vastberaden stapte hij de winkel binnen. Omstandig begon hij aan de verkoopster een verhaal te vertellen waar de meisjes niets van begrepen, want zij verstonden geen Italiaans. Ze hielden hun hart vast toen de heer op het meisje met het lichtje wees en duidelijk maakte dat hij haar wilde kopen. Waarna de verkoopster het ene meisje uit de etalage pakte en haar lichtje uitblies. 
Dat was het dan! Nu zouden de meisjes voorgoed gescheiden worden. Maar wat gebeurde er nu? De heer gebaarde dat hij ook de andere meisjes mee wilde nemen en dat ze allemaal heel mooi ingepakt moesten worden omdat hij ze weg wilde geven bij het kerstdiner.
Weer ging het van hotseklots en de meisjes begrepen dat ze opnieuw een lange reis maakten. Waar zouden ze terecht komen? En hoe zou het toch met de jongens gaan? 
Een paar dagen later voelden ze hoe ze op een tafel werden gezet. Vaag hoorden ze door de doos heen het geroezemoes van allemaal vrolijke mensen. Die blij verrast keken toen ze zagen wat de oudere heer voor een verrassing had meegenomen. De hele avond stonden de meisjes op de dinertafel te pronken en allemaal kregen ze een brandend lichtje voor hun neus. Gelukkig konden ze de mensen om zich heen verstaan en het werd hun duidelijk dat de vriendelijke heer de nonno van de kleine Luna was. Hij was naar Nederland gereisd om met zijn dochter en kleindochtertje kerstfeest te vieren. De beeldjes had hij uitgekozen, omdat ze niet alleen leken op kerstengeltjes, maar ook een beetje op halve maantjes. Dus ook een beetje kleine Lunaatjes waren.  
Het was een blijde avond en zelfs de versteende meisjes hadden in tijden niet zo'n warm gevoel gehad. Of dat nu kwam door het lichtje voor hun neus, of door de gezelligheid in de kamer: wie zal het zeggen? 
Helaas! Toen het gezelschap, later die avond, vertrok nam iedereen zijn eigen lichtje mee en werden de meisjes toch nog van elkaar gescheiden.
De slimste van de engeltjes ging mee in de tas van de oma van de kleine Luna. Onderweg veel versteende traantjes huilend, omdat ze haar vriendinnetjes moest missen. Gelukkig voelde zij zich meteen een beetje beter toen ze na het autoritje weer werd uitgepakt. In wat voor een grappig huisje was ze terechtgekomen! Overal waren lichtjes en mooie dingen te zien en wat haar echt goed deed was dat deze oma met haar sprak. Ze kon wel niets terugzeggen, maar het leek wel alsof ze werd begrepen. Ze kreeg zelfs een naam. 
"Welkom!" Had Luna's oma gezegd, "ik vind het heel leuk dat jij bij mij komt wonen en daarom zal ik je een naam geven. We hebben al een Luna Bella in de familie en daarom heet jij voortaan Bella Lucia: dat stralend licht betekent."
Natuurlijk hadden de vier versteende meisjes die avond goed rondgekeken. Vurig hopend dat in het gezelschap dat ene, kleine meisje zou zijn. Het meisje dat hun zou kunnen bevrijden. Het hele gezelschap had bestaan uit grote mensen. Op één klein peutertje na. Het meisje Luna dat in een kinderstoel zat en nog nauwelijks kon praten. Zo'n kleintje kon toch onmogelijk dát ene meisje zijn. De hele avond hadden de versteende meisjes gehoopt dat hun redster misschien toch nog zou binnenkomen, maar dat gebeurde niet. 
De hoop op een spoedige bevrijding sloeg zelfs totaal om toen ze weer werden ingepakt en meegenomen naar verschillende huizen. De versteende meisjes begrepen dondersgoed dat er opnieuw een hopeloos, vervelende verveeltijd zou aanbreken en dat ze dit keer helemaal alleen zouden zijn.

Drie van de meisjes zouden zich inderdaad een hoedje vervelen. Zo niet Bella Lucia! Haar lichtje mocht de hele dag door branden en vaak werd zij ook ergens anders neergezet. Dat vond ze fijn. Deze oma schreef verhalen en maakten kleurrijke afbeeldingen op de computer. Soms stond ze zo dichtbij dat ze kon zien wat werd opgeschreven en hoe oma haar afbeeldingen maakte. Daar leerde ze van. Al vond ze het het meest verbazingwekkend dat, al was deze oma de hele dag alleen, zij zich geen moment verveelde en zich nooit eenzaam voelde. Zo zou zij ook wel willen zijn. De hele dag bezig zijn met interessante dingen maken en leren. En vooral vrij zijn! Vrij om dingen te verzinnen en dan zomaar van binnen dat heerlijke, warme gevoel te krijgen. Zonder er afhankelijk van te moeten zijn, of iemand anders zo vriendelijk zou willen zijn om haar vlammetje aan te steken. 
Bella Lucia leerde en leerde en steeds sterker begon in haar hart het gevoel te leven dat zij ook de mensen zou willen helpen om de wereld mooi te maken. Met nooit meer armoe en oorlog en nergens mensen die boos waren, of zich verveelden. Ze wist zeker dat als zij ooit weer zou kunnen lopen zij zich nooit, nee nooit, ook nog maar één moment zou kunnen vervelen. Wat zou zij het druk krijgen! 
Alleen was het voorlopig nog niet zover. Toen de kerstperiode voorbij was werd Bella Lucia samen met de kerstballen en slingers in een grote doos gepakt. 
"Tot volgend jaar dan maar weer", had de oma van Luna nog gezegd. Maar het gekke was dat Bella Lucia zich dit keer lang niet zo bang voelde in het donker. Ze begreep niet hoe het kon, maar het leek wel alsof het niet meer zo heel duister was in de doos nu ze zoveel had om over na te denken.

Zo ging er een jaar voorbij, en nog een, en nog een.
Ieder jaar was Bella Lucia blij als de kersttijd aanbrak en ze weer in het licht mocht staan en alles zien en horen. Ze vond het heerlijk als er boeiende programma's op de radio en de TV waren. Ze kon dan zelf wel niks ondernemen, maar luisteren en leren kon ze als de beste. Als ze dan na de kerstvakantie weer de ballendoos in moest leek het wel alsof het alweer een beetje lichter was geworden in de doos. Ze verveelde zich ook haast niet meer, want er was zoveel om over na te denken en fijn te dromen over wat ze wel niet zou kunnen doen als de betovering ooit gebroken zou worden. 
Het hoogtepunt van alles vond ze de grote kerstdag waarop de hele familie gezellig bij elkaar zat en het kleine peutertje weer een vol jaar groter was gegroeid.
Het kleine meisje Luna was inmiddels een echte persoonlijkheid en kon al zelfstandig lezen. Vaak maakte ze prachtige kunstwerken. Het allerfijnste vond ze het om naar de circusschool te gaan, omdat ze later dolgraag een sierlijk slangenmeisje wilde worden. Zíj verveelde zich nooit en was een vrolijk en lief kind. 
Natuurlijk dacht Bella Lucia ook nog vaak aan haar vriendjes en vriendinnetjes van wie ze nooit meer iets had vernomen. Ze hoopte dat die ook een goed plekje hadden gevonden en zich misschien ook niet meer zo zouden vervelen. En natuurlijk dacht ze vaak aan haar familie en droomde ze van een fijne kerst thuis bij haar eigen papa en mama onder de boom.

Dat jaar brak wederom de kersttijd aan en Bella Lucia stond alweer schoongewassen en opgepoetst op haar plekje in de kamer. De oma van de kleine Luna was die dag naar haar kleindochtertje geweest. Samen hadden ze een leuke dag gehad en alvast wat kerstinkopen gedaan. Meestal kwam oma na zo'n oppasdag heel laat terug en dan vertelde ze opgewekt over de avonturen van die dag. Bella Lucia vond het heerlijk als oma over de kleine Luna sprak. "Vanmiddag waren Luna en ik in de supermarkt en daar hebben we toch zoiets leuks gekocht. Twee hele grappige kerstclowntjes. Ik ga nu eerst een kopje thee zetten en daarna zal ik ze uitpakken, zodat jullie kunnen kennismaken met elkaar." 
Bella Lucia schrok zich een hoedje. "Kerstclowntjes! Kerstclowntjes!" 
Onmiddellijk dacht ze weer terug aan die afschuwelijke dag waarop zij haar vier vriendjes, vermomd als versteende kerstclowntjes, op de lopende band had zien staan en hoe ze daarna één voor één in de dozen waren getuimeld en voorgoed verdwenen. En nu had de oma van Luna twee kerstclowntjes gekocht? Het zou toch niet waar zijn? Ach, natuurlijk niet! Bovendien had ze het ook over twee clowntjes en de jongetjes waren met zijn vieren.  
Bella Lucia zuchtte en kon haast niet wachten tot oma haar thee had opgedronken en begon uit te pakken. 
"Ik heb ze nog niet eens goed bekeken", hoorde ze oma zeggen. "Er stonden nog een paar dozen, maar deze twee keken zo verdrietig uit hun oogjes dat ik ze niet kon weerstaan. Eigenlijk horen ze bij een set van vier clowntjes." 
Bella Lucia dacht dat ze flauw zou vallen van de spanning. Ze hoorden alleen nog maar hoe oma het had over een setje van vier kerstclowntjes. Het zou toch niet! Het zou toch niet! 
"Toe oma, schiet nou op, alsjeblieft! Ik móet weten of het mijn oude vrindjes zijn".  
 Toen ze eindelijk op de tafel stonden zag Bella Lucia voor het eerst, na al die jaren, twee van haar oude vrindjes terug. 
"Welkom jongens!" riep oma opgewekt. "Morgen zal ik jullie ook een mooi plekje geven, maar nu moet ik hoognodig mijn bed in. Zo moe ben ik. Al zal ik jullie alvast gezellig bij Bella Lucia zetten, dan kunnen jullie kennismaken."

Wat hadden de versteende vrindjes elkaar veel te vertellen en te vragen. 
"Waar zijn de andere meisjes?" vroegen de jongetjes vol spanning. 
"Dat weet ik niet precies." Bella Lucia vertelde in geuren en kleuren wat hun was overkomen. Nadat ze klaar was kwamen de jongetjes aan de beurt. Hun verhaal was erg kort. Er was nauwelijks iets met hen gebeurd en ze hadden zich tot de dag van vandaag nog net zo verveeld als ze dat vroeger ook hadden gedaan. "Wij hebben al die tijd in dozen gezeten en zijn van de ene naar de andere winkel gesleept. Eerst waren we hele dure beeldjes, maar niemand wilden ons kopen en uiteindelijk zijn voor haast niks gedumpt tussen de dagelijkse boodschappen in die supermarkt. En dat is niet het ergste! Tot vandaag waren we gelukkig nog met ons vieren en als we hard riepen konden we tenminste nog met elkaar praten. Nu staan de andere twee nog steeds in de super en ik geloof niet dat de mevrouw die ons heeft meegenomen daar weer naar toe gaat." 
Het was inderdaad niet de bedoeling dat de oma van Luna voor de kerst nog een keer zou oppassen. Dus was de kans dat ze allemaal ooit weer samen zouden komen heel erg klein.
Maar, was het niet de opdracht dat onze versteende vrindjes moesten leren om weer op het leven te durven vertrouwen? 
Wel, misschien zouden ze al heel snel ondervinden dat als de nood het hoogst is ook de redding nabij is. De volgende morgen zou er namelijk iets onverwachts gebeuren. Een klein wondertje waardoor opeens álles zou veranderen.

Toen de oma van Luna die ochtend naar de kerstclowntjes keek werd ze opeens heel vrolijk. 
"Wat een schatjes! Kijk eens hoe ze vol bewondering om de mooie Bella Lucia heen staan".
 
Ze keek nog eens op de dozen waar de kerstclowntjes in hadden gezeten. Op de doos waren afbeeldingen te zien van alle vier de clowntjes en toen viel het haar pas op dat de andere twee er echt bij hoorden. Het gekke was dat, toen ze de kereltjes voor het eerst onder ogen kreeg, ze het vreemde gevoel had gekregen dat ze haar zo bekend voorkwamen. Het was net alsof ze hen al eens eerder had gezien. 
Dat was ook zo. De oma van Luna was namelijk hetzelfde oude vrouwtje waar de acht kinderen hun hut onder het klimop hadden gebouwd. Alleen wist zij nergens meer van. Natuurlijk zou de verveelheks op zoek gaan naar de verdwenen kinderen. Misschien wist zij wel van het bestaan van de schuilhut af en dan zou ze wel eens bij de oude vrouw kunnen aankloppen om te informeren of die iets wist. Het was dus het beste geweest om alles te vergeten. Daarom had  had de vrouw geen idee wie de kereltjes echt waren. Al voelde ze ergens wel dat de beeldjes bekende gezichtjes hadden. 
"Eigenlijk ben ik heel dom geweest om de andere twee ook niet mee te nemen! Weet je wat ik doe. Ik stuur een mailtje naar mijn dochter en vraag of ze de andere twee voor me wil kopen."  
Om niet twee van dezelfde beeldjes te krijgen was oma zo verstandig geweest om precies op te schrijven waar de moeder van Luna op moest letten. 
Toen de versteende vrindjes van oma's plannetje hoorden keken ze, voor het eerst sinds tijden, uit naar het grote kerstfeest. Zou de familie van Luna echt hun vrindjes meenemen? Ze vonden het zó spannend dat ze zich dagenlang vergaten te vervelen.
Daarna was alles eigenlijk heel snel gegaan. Op de grote dag had Luna de beeldjes bij de anderen gezet en terwijl iedereen in de kamer het druk had met elkaar, en niks hadden gemerkt, was de groep versteende vrindjes dolgelukkig met hun hereniging. Ook de nieuw aangekomen clowntjes hadden hun ogen uitgekeken. Maar na de kerstvakantie brak onverbiddelijk de dag aan dat ze weer zouden worden opgeborgen. Ze vonden het vreselijk om  terug te moeten in een donkere doos. Bang dat ze zich opnieuw stierlijk zouden gaan vervelen.

Gelukkig had de oma van Luna een doos gevonden waar ze samen in pasten. Dat was tenminste iets. Al zagen ze nog steeds op tegen de duisternis. Toen de deksel dicht ging en oma had gezegd; "tot volgend jaar maar weer" bleek tot ieders verbazing dat het helemaal niet donker werd in de doos. 
"Ja, dat is toch zo gek"
, zei Bella Lucia, "ik weet niet hoe het kan, maar de laatste jaren wordt het steeds lichter in de doos." 
"Dat komt door jou!" riepen de jongetjes. "Het lijkt wel alsof jijzelf licht geeft". 
Dat was nieuw voor het versteende meisje. Ze had daar zelf niks van gemerkt. Maar goed, het was wel mooi meegenomen. Om een jaar lang met zo'n stel kereltjes in één doos te moeten wonen zou best moeilijk worden. Eigenlijk had ze het wel prettig gevonden om rustig over alles na te kunnen denken. Nu moest ze de contante stroom klaagzangen van de versteende vrindjes aanhoren en ze vond het vreselijk om te merken dat die nog geen spat waren veranderd. Daar moest ze iets op verzinnen. 
Het enige wat zij kon bedenken was om spannende verhalen te vertellen over de wereld en de mensen. Over wat er allemaal nog niet goed ging en hoe zij hoopte dat ze ooit kon helpen om dat te veranderen. De clowntjes hingen aan haar lippen. Dit was veel beter dan klagen en verveeld te zijn. Het werd steeds knusser in de de doos. En zo kon het niet uitblijven dat alle vier de kereltjes smoor en smoor verliefd werden op Bella Lucia. Zelf vond ze het mannetje met het lantaarntje de leukste. Ze had het gevoel dat die haar ook het beste begreep. Soms droomde ze wel eens dat hij haar een kusje zou geven. Al dorst ze ze dat niet te laten merken. Ze wilde de anderen geen pijn doen. Bovendien begreep ze dondersgoed dat het snel met de lieve vrede afgelopen zou zijn, als zij haar voorkeur zou laten merken. Oei! Wat was dat moeilijk! 
Bella Lucia werd er bijna ziek van en begon er steeds valer uit te zien. Ondanks alle goede bedoelingen begon het weer donkerder te worden in de doos en het jaar leek eindeloos lang te duren.  Toen de kersttijd eindelijk aanbrak was ze bijna uitgeput van de pijn in haar hartje en vaak moest ze stiekem een traantje laten. 

Dat jaar was de kleine Luna zo groot geworden dat ze voor het eerst alleen bij oma ging logeren. Samen zouden ze de kerstversiering aanbrengen. Dat kon Luna heel goed. Zij vond het heerlijk om mooie dingen bij elkaar te zetten en daar een schitterend stilleven van te maken. Ze verheugde zich op het moment dat ze de doos met de beeldjes mocht openmaken. 
Wat schrok ze toen ze zag dat Bella Lucia er heel bleek uitzag en een echt traantje in haar ogen had. Dat kon toch niet! 
"Oma, oma kom snel! Kijk eens naar het kerstengeltje." 
Maar oma was te laat, want Luna had zelf het traantje al weggeveegd. Toen oma even later naar de brievenbus liep en met iemand op straat stond te praten zag Luna weer een traantje in de ogen van de versteende kerstengel. Ze had zich dus niet vergist.
"Waarom moet jij nu toch huilen? Zijn de clowntjes soms gemeen tegen jou geweest?"  
"Nee, nee," antwoordde Bella Lucia; "ze zijn juist heel lief, want ze zijn allemaal verliefd geworden en ik wil ze geen verdriet doen. Ik vind het echt leuke mannetjes, maar ik houd alleen van de lantaarnclown". 
Wat was dat nou? Kon Bella Lucia zomaar met het kleine meisje praten? Was zij dan niet langer helemaal versteend? Toen oma later op die dag boodschappen wilde doen had Luna gevraagd of ze voor één keertje alleen thuis mocht blijven om een videootje te bekijken. Natuurlijk wilde ze praten met haar nieuwe vriendinnetje, maar ze wist niet of oma het gek zou vinden als ze met een beeldje sprak. 
Luna was nu zo groot dat ze wel even alleen in huis kon zijn en nadat oma was weggereden vertelde Bella Lucia het hele verhaal. 
"Ik heb een groot probleem," vertrouwde ze Luna toe; "en er is maar één oplossing. Wil jij me alsjeblieft helpen om de andere drie kerstengeltjes te vinden? Dan kunnen alle vrienden hun eigen meisje krijgen."  
Bella Lucia zei het er niet bij, maar natuurlijk hoopte ze met heel haar hart dat Luna het onmogelijke kon waarmaken en dat zij dat ene meisje was dat de betovering zou kunnen verbreken. Al had ze geen idee hoe dat zou moeten. Het was nu zo lang geleden dat de meisjes uit elkaar waren gehaald. Luna was toen nog zo klein geweest dat ze onmogelijk kon weten wat er die kerstavond was gebeurd. Goede raad was duur. 
Bella Lucia zuchtte. Ze voelde hoe dichtbij ze bij de oplossing van hun grote avontuur waren gekomen en tegelijkertijd had ze geen idee hoe het nu verder moest. Alles lag nu in Luna's handen, want zelf kon ze niets doen.

Die avond zat Luna gezellig op de bank tegen oma aan. 
"Oma, mag ik iets geks vragen". 
"Natuurlijk mag jij dat!" 
"Ook als het het aller, allergekste is wat jij ooit hebt gehoord. Ook, als ik zeg dat het echt waar gebeurd is en jij misschien geen woord gaat geloven van wat ik jou wil vertellen"
Eerst dacht oma dat haar kleindochtertje een grapje wilde vertellen, want daar was ze heel erg goed in. Maar daar stond Luna's snuitje toch te ernstig voor. 
"Als jij maar weet dat jij altijd álles tegen papa en mama, of tegen nonno en de andere opa en oma kan vertellen. Jij weet toch dat wij altijd klaar zullen staan om jou te helpen. Hoe ernstig, of gek, jouw problemen ook zijn. Dus kom maar op!" 
Oma ging er eens goed voor zitten en Luna vertelde en vertelde. Het hele verhaal wat zij die middag van Bella Lucia had gehoord. 
"Je zult me wel gek vinden en denken dat ik een hele dikke duim heb, maar alles is echt waar", zei ze tot slot.

Terwijl oma heel stil naar het verhaal had zitten luisteren, kwamen langzaam maar zeker alle herinneringen aan het zootje ongeregeld onder de klimopstruiken terug. Ook aan haar eigen rol in het verhaal en hoe zij maar één plek had geweten waar de kinderen veilig voor de verveelheks zouden zijn en tegelijkertijd hun eigen lichtje konden herontdekken. Ze moest grinniken. Het was eigenlijk toch best wel een vondst geweest om uitgerekend kerstengeltjes en clowntjes van het stel te maken. 
"Ik was al bang dat je me zou uitlachen" riep Luna beteuterd uit toen ze oma zag grinniken. 
"Nee, nee, ik lachte heel ergens anders over. En nu zal ik jou ook iets vertellen." 
Wat was Luna opgelucht toen oma vertelde hoe de hele geschiedenis in elkaar zat.  
"Er moet alleen nog één probleem worden opgelost. Gelukkig heb ik het gevoel dat dit wel gaat lukken."
 
Oma vertelde hoe alle aanwezigen die avond een kerstengeltje van nonno hadden gekregen. Papa en mama hebben er eentje en de andere opa en oma en papa's zusje hebben de andere twee gekregen. Het enige wat nu moet gebeuren is dat jij ze gaat zoeken, want ik denk dat iedereen ze in een kerstdoos heeft gestopt, of misschien al mooi neergezet."
Luna vond het best een moeilijke opdracht. Hoe kon ze nu bij het engeltje van papa's zusje komen? Zij was pas verhuisd en had vast nog heel veel in dozen opgeslagen. Maar soms is het geluk bij de dommen. Toen Luna een paar dagen later bij de andere opa en oma was stond daar de kerstdoos al klaar en wat denk je? Er zat niet één, er zaten twee engeltjes in! Het zusje was haar engeltje vergeten mee te nemen. Was dat even mazzel! 
De andere oma keek wel even raar op toen Luna vroeg, of ze de engeltjes een poosje mocht lenen. 
"Waar heb je die nu voor nodig" had zij verbaasd gevraagd.
 "O, ik wil een kerstvoorstelling geven en daar heb ik ze voor nodig". 
Dat begreep oma heel goed. De hele familie is dol op de grote Luna shows en helpt altijd graag een handje mee. Er was trouwens geen woord gelogen. Al wist ze het zelf nog niet, op het grote moment waarop zij de betovering zou verbreken zou Luna de show van haar leven geven. 
Nu moest er alleen nog één engeltje worden gevonden en die zat gewoon thuis bij papa en mama in de doos. Dat was dus een fluitje van een cent. 
Luna had met oma afgesproken dat ze al een dagje voor de kerst zou komen logeren en dat ze dan de drie engeltjes mee zou nemen. Het plan was om op kerstavond de betovering te verbreken.

Toen ze met haar kostbare schat binnenkwam hielden Bella Lucia en haar vrindjes hun adem in. Zou het dan nu echt gaan gebeuren? Zouden ze straks weer gewone mensenkinderen mogen zijn? 
Het weerzien was ontroerend. De versteende beeldjes stonden te stralen en te popelen van verlangen, maar als ze dachten dat ze meteen weer normale mensenkinderen konden zijn hadden ze het mooi mis. 
"Wat hebben jullie nu geleerd van jullie avontuur," vroeg oma. 
"Dat wij ons nooit meer zullen vervelen en voortaan zullen helpen om het altijd kerstmis op aarde te laten zijn". 
"Dát hoeft nu ook weer niet", moest oma lachen. "Maar ik ben wel benieuwd of jullie hebben begrepen hoe de verveling toe kon slaan?" 
"Door de verveelheks". 
"Dat is waar. Weten jullie ook welk wapen ze gebruikte om jullie klein te krijgen?" 
Het was even stil. Dit was een moeilijke vraag waar diep over moest worden nagedacht.
"Ik weet het", klonk opeens het heldere stemmetje van Bella Lucia. "Het wapen van de heks bestond uit het zaaien van onverschilligheid. Als ons hart koud en hard wordt, omdat wij ons niet meer om de anderen bekommeren gaan wij ons zo eenzaam voelen dat wij uiteindelijk niets anders meer kunnen dan ons dood vervelen." 
Daar was álles mee gezegd. Dit was het moment om de beeldjes hun vrijheid terug te geven. 
Voorzichtig bracht Luna de versteende vrindjes naar hun oude plekje onder het klimop en voor de allereerste keer in haar leven mocht zij zelf de lichtjes aansteken. Om het helemaal feestelijk te maken zette oma er nog wat stralende sterretjes omheen. Ze keek tevreden toe hoe Luna door het eigenhandig aansteken van de lichtjes de betovering verbrak. 
"Weet je" zei ze, "Er lopen heel veel mensen rond die, zonder het zelf te weten, ook een gat hebben zitten op de plek van hun hart. Die zich alleen maar kunnen warmen als een ander hun vuurtje aanwakkert. Jammer genoeg is dat geen vreugdevuur, maar een droef binnenbrandje dat alle hartenkracht verschroeit."
Toen Luna alle lichtjes had aangestoken was het moment van afscheid aangebroken. 
"Dag, Bella Lucia. Dag, kerstclowntjes en andere meisjes", riep Luna. "ik zal jullie nooit vergeten. Dag, dag..!" 
"Dag Luna, dag! Dank je wel dat jij ons hebt gered. Wij houden allemaal van jou!" 
"Wat gaat er nu gebeuren" wilde Luna weten toen ze weer binnen waren. 
"Als zo meteen de lichtjes zijn opgebrand vallen de kinderen in slaap en als ze morgenochtend wakker worden liggen ze gewoon thuis in hun eigen bedje en dan zullen ze voorgoed vergeten zijn welk avontuur zij hebben beleefd. Maar al zullen zij zich nooit meer iets herinneren, voortaan zullen ze heel diep van binnen weten dat hun hart uit puur licht bestaat."

Ieder jaar was het erg rustig in het dorpje op kerstmorgen. Maar deze ochtend begonnen er overal klokken te luiden. 
"Bim bam, bim bam" zongen ze "De kinderen zijn terug! De kinderen zijn weer thuis! 
"Hoor je dat", oma! Hoor je dat! Alles is goed gekomen. Wat een heerlijke kerst! Al zal ik Bella Lucia best missen. Ik vond haar de liefste van het stel. En" zei ze opeens een beetje stilletjes "nu hebben wij helemaal niks meer." 
"Toch wel! Wij hebben zelfs iets heel bijzonders. Wij hebben samen een prachtig kerstverhaal gemaakt. En weet je, als een verhaal er eenmaal is verdwijnt het nooit meer. Als jij later groot bent en zelf kinderen krijgt kun jij ons verhaal doorvertellen. En natuurlijk hebben we ook de beeldjes nog. Al zitten daar gelukkig geen betoverde mensenkinderen meer in."
Na het ontbijt kropen ze nog één keer onder het klimop om de beeldjes op te halen. 
Maar wat was dat? Wat lag daar? Het was een oude puntmuts en oude heksenkleren. 
"Kijk eens! Luna", riep oma "Wij hebben de heks verslagen. Toen zij de kinderen niet meer kon vinden is ze uit pure verveling tot stof vergaan." 
"Jippie" juichte Luna "Wij hebben de heks verslagen! Wij hebben de heks verslagen!" 
"Kom", zei oma "laten we de ouwe troep maar meteen in de openhaard gooien, want daar komen nonno en papa en mama al aan." 
"Jippie", juichte Luna "Dan gaan wij zo meteen, voor de allereerste keer, ons eigen kerstverhaal vertellen".