Persephone’s granaatappel

Hoofdstuk 3
De verschillen en overeenkomsten tussen 
Jezus en Dionysius

 

In dit laatste deel zullen we een paar van de tegenstellingen bekijken tussen de mythen van, de op het moderne westen georiënteerde, Jezus en zijn tegenhanger de antieke Dionysius.
Ik ben me ervan bewust dat er onder u zullen zijn voor wie het leven van Jezus geen mythe is, maar de enige waarheid. Daarom is het wellicht goed er op te wijzen dat in iedere cultuur de op dát moment op de voorgrond staande mythe(n) werd, of wordt, ervaren als de enige waarheid.
Een mythe verduidelijkt de problematiek van een collectief tijdsbeeld en geeft aanwijzingen voor de oplossing. Nu is het een natuurwet die verordend dat pas als dit proces volledig is doorleefd er een nieuwe mythe uit de collectieve bron zal opborrelen. Zo kan het er heel lang de schijn van hebben dat een bepaalde mythe is uitgewerkt. Zoals het geval leek te zijn toen het Christendom dermate invloedrijk werd dat de mythe van Pluto en Persephone naar de achtergrond verdween. Misschien wel tot ieders verrassing zullen we, in dit hoofdstuk, echter ontdekken dat de impact nog steeds van kracht is.
Misschien kunnen we dit het beste verduidelijken door het beeld te gebruiken van een machtige rivier die in twee stromingen werd opgesplitst. Een helft ging ondergronds en leek te zijn opgedroogd, terwijl de andere alsmaar krachtiger werd en tot een brede stroming zou aanzwellen. Alleen heeft de laatste zich in zoveel bochten moeten wringen, en heeft ze onderweg zoveel rommel opgepikt, dat ze, in de loop der tijden, vervuild en verstopt raakte. En juist nu ze op het punt staat haar bestemming te bereiken, en in volle zee wil uitstromen, blijkt ze veranderd te zijn in een ongezonde en sompige delta welke slechts uit drijfzand blijkt te bestaan.
Oppervlakkig gezien zit de zaak behoorlijk vast en is de nood hoog. Maar zoals altijd in de geschiedenis is dat wel het moment waarop grote doorbraken tot stand worden gebracht.
Ook nu kondigt dit proces zich aan. De tekenen wijzen erop dat de onderstroming zich met kracht een weg terug baant naar de oppervlakte. En dat is hard nodig ook! Uiteindelijk moeten de twee stromingen wederom ineen vloeien om de uiteindelijke doorstroming te bewerkstelligen die nodig is om alsnog open zee te bereiken.
Mocht u nu opgelucht denken dat wordt dan eind goed al goed is dát wel wat erg voorbarig! Dit soort processen kan een alles overweldigende en vernietigende kracht ontwikkelen. Dat vraagt in alle opzichten om de nodige waakzaamheid. Mochten wij dit fenomeen niet op tijd onderkennen, en leren beheersen, zullen we ongenadig worden meegesleurd.
Het is sowieso de hoogste tijd, want dat het gevaarlijk rommelt zal na
nine-eleven door niemand meer worden ontkend. (De actualiteit wordt behandeld in het 2de boek van dit drieluik: Door het oog.)

De mythe van Pluto en Persephone maakte ons duidelijk dat het einde van het matriarchaat nabij was en het tijd begon te worden voor een mannelijke god. Toch zou er nog een langdurig rijpingsproces nodig zijn voordat het patriarchaat vaste grond onder zijn voeten zou krijgen.
De grote omkering kon pas worden voltooid op het moment waarop Jezus aan het kruis stierf om op te gaan in het rijk der vaderen. Hierdoor werd hij in één klap de held van de nieuwe tijd en kwam hij loodrecht te staan tegenover de laatste held uit de antieke wereld: de dramatische figuur van Dionysius.
Er zijn bronnen die stellen dat Dionysius een nakomeling was van Pluto en Persephone. Gezien zijn latere ontwikkeling zou je inderdaad kunnen stellen dat dit godenpaar in zijn genen heeft gezeten. De ontvoering van de maagd Persephone kondigde immers de scheuring van het oude vertrouwde matriarchaat aan. De daarop volgendecultus rond Dionysius liet nog even een relatief korte opflikkering zien. Maar meteen daarna viel het doek definitief voor de waarden van de antieke wereld.

De lijn der verwantschap van Dionysius met Pluto en Persephone is aantoonbaar. Toch maakt de meeste opgang het verhaal dat Dionysius een kind was van Zeus bij de koningsdochter Semelè.
Het is nuttig om hier even bij stil te staan. Niet alleen omdat ook in deze affaire de vermaning besloten zit dat het absoluut dodelijk was om direct in de goddelijke bron te kijken.
 
Zeus had Semelè namelijk toegezegd al haar wensen te zullen vervullen. Kwam dat de wraakzuchtige Hera even goed uit! Zij zag meteen haar kans schoon en vals als ze kon zijn fluisterde ze Semelè in haar geliefde te verzoeken zich in zijn ware gedaante aan haar te vertonen. Toen Zeus hier, na veel gezeur van de aanhoudende Semelè, niet onderuit kon en zich in al zijn majesteit aan de zwangere vrouw toonde; kon zij de - als een bliksem inslaande - schok van zijn goddelijke aanblik niet aan en ook zij versteende ter plekke.
Daarna bekommerde Zeus zich over zijn nog ongeboren kind en verborg het in zijn dij. Zo werd de moederloze Dionysius geboren. Aangezien het ver beneden de waardigheid van de oppergod was om zich met de opvoeding van zijn talrijke kroost te bemoeien werd het arme kind toevertrouwd aan de zorg van Silènos, die zijn trouwe vriend en metgezel werd. *Silènos was een der Silenen. De bosdemonen, of saters die zich luidruchtig mengen onder het gevolg van Dionysius als deze uitgroeit tot beschermheer van de bosbouw en wijngroei. (De meest bekende sater is de fluit spelende Pan met zijn horens en bokkenpoten.) 
Misschien lijkt het gegeven dat vader Zeus zijn kind in zijn dij verborg hield een onschuldig detail, maar niets is minder waar. Het is een teken waarin het dramatische verloop van het leven van Dionysius al besloten zat.
De dij verwijst direct naar de instinctieve onderbuik. Welke onder de gordel - onder het bewustzijn - zit. In de Griekse cultuur waarin de verheerlijking van de geest als het allerhoogste cultuurgoed werd beschouwd was de dij dé aangewezen plek om een vorm van regressie naar de vegatieve wereld der instincten mee aan te duiden. Het is dan ook geen toeval dat de roes der vergetelheid die de wijngod Dionysius de ontredderde vrouwen bood hun laatste strohalm zou blijken te zijn.
 
Dat Zeus de vrouw tot diep in haar kern vernederde door haar zelfs het alleenrecht op het baren van kinderen te ontnemen kwam hard aan. Temeer daar zijn meest vermetele kunststuk niet bestond uit het baren uit de onderbuik. Zijn meest geliefde dochter, de militante Pallas Athene, was het geesteskind dat regelrecht ontsproot uit het hoofd van haar vader. De onderkoelde wereld van het verstand en de ratio werd, in die tijd, immers als het hoogste goed beschouwd.
Nu had Hera al heel wat vernederingen van haar ontrouwe heergemaal moeten incasseren, maar dit verraad maakte haar zo furieus dat zij geen ander antwoord had dan ook de oorlogsgod Ares (Mars) uit haar dijbeen te baren. In alles was deze zoon de projectie van Hera’s buitenzinnige razernij.
Het was dan ook geen toeval dat de opgroeiende Dionysius met dezelfde razernij behept zou blijken te zijn. Ares (de romeinse Mars) en Dionysius zijn namelijk projecties van een negatief animusbeeld.
De overgangsfase van de antieke naar de moderne wereld was de periode waarin de ombuiging plaatsvond naar de positieve animaprojectie welke het objectieve verstand belichaamde. 
Het lijkt me zinnig om dit meer uitgebreid te verduidelijken.

Als een tijdperk zijn intrede doet zijn er begeleidende mythen die als leidraad worden gebruikt. Alleen zou het een vergissing zijn te denken dat de daarop volgende cyclus pas op het einde van voorgaande periode wordt gevormd. De wet van oorzaak en gevolg is nergens duidelijker te volgen als in de grote collectieve processen. Hierdoor kunnen we achteraf constateren dat iedere mythe, vanaf het prille begin, al is bezwangerd van hetgeen zich misschien pas duizenden jaren later zal openbaren.
Eerst zal de mythe een positieve periode van groei kennen. Daarna zal zij aan kracht verliezen en uiteindelijk zal zij ruim baan moeten maken voor nieuwe ontwikkelingen. Dit is nodig omdat de waarde van de eerst zo positieve boodschap, in zijn nadagen, zelfs in haar tegendeel omslaat.

De geboorte van Dionysus 
In dit schilderij is de babyfoto van Apostolos verwerkt die uit de dij van Zeus groeit.


Meer werk van Apostolos is te vinden 
op zijn schitterende site

Waar het de periode van de oermoeders betreft kan men zeggen dat het de bedoeling van iedere opvoeding is om het opgroeiende kroost zelfstandig op eigen benen te zetten en daarna los te laten. Gebeurt dit niet dan verwordt de hechte band van weleer tot een ongezonde en verstikkende situatie. Hetgeen ook het geval was in de nadagen van het matriarchaat. De verheerlijking van de logica en het ratio werd zeer beslist nog niet door iedereen omhelst. Het mythische denken van de begintijd, toen het raadplegen van het orakel als een bindende waarheid werd beschouwd, was ten tijden van de Griekse beschaving nog altijd razend populair.
Hoewel deze stilaan van geloof tot bijgeloof zouden degraderen gold dit ook voor alle andere vormen van waarzeggerij. Desondanks bleef men hardnekkig vasthouden aan de oude waarden en normen. Nog steeds zaten de voorportalen van de tempels vol met kooplieden die handelden in hoop en geluk. Al moest de twijfel omtrent de voorspelde goede afloop door een steeds sterker wordende mist van wierook en drank worden verhuld. Menigeen vergat maar al te graag de ongenoegens des levens in de vele orgiastische erediensten die nog steeds ter ere van de godin werden gehouden. Het was moeilijk om zich los te maken uit de omarming van de veilige schemering die de antieke wereld de mens tot dan aan toe had geboden. De vanzelfsprekendheid van het bestaan - dat zich altijd had gekenmerkt door de zich immer herhalende cyclus van zaaien en oogsten – werd steeds meer onderuit gehaald. Helemaal toen de vertrouwde positie van de vrouw als meesteres over hemel, huis, haard én veld zover afkavelde dat haar uiteindelijk alleen nog aanrecht en kraamkamer zou overblijven. Het logische gevolg hiervan was de dramatische kruisbestuiving tussen de woedende vrouwen en de losgeslagen Dionysius. Die immers, door de vroegtijdige dood van zijn moeder, de wortels van zijn bestaan werd onthouden. Zo groeide in deze overgangsperiode de cultus van Dionysius uit tot een laatste dramatische stuiptrekking van de tanende vrouwelijke macht.

Typerend, voor die tijd, was het dat de ingang van het orakel te Delphi toehoorde aan het grote mannelijke schoonheidsideaal van die tijd: de Hellenistische wijsheidsgod Apollo. Terwijl - hoe symbolisch - de hermafroditische Dionysius slechts de exit van de duistere achteruitgang werd geboden. Het hermafroditische karakter van Dionysius is een duidelijke aanwijzing voor het tweeslachtige karakter van deze godheid, die zo graag een helende invloed wilde uitdragen. Zowel de bos als de wijnbouw moeten het immers hebben van een goed ontwikkeld wortelstelsel. Het is daarom allerminst verwonderlijk dat uit de vruchten van Dionysius een drank werd gebrouwen die zo vol zat met gistende razernij, dat deze wel geledigd moest worden in de roes der vergetelheid. Maar niet alleen uit deze symboliek bleek het hermafroditische karakter van deze god. 
Van Dionysius wordt nogal eens gezegd dat hij de god der vrouwen was. Ik zou echter willen stellen dat hij een god was met veel vrouwelijke kenmerken waar ook grote groepen mannen zich in herkenden. Juist in deze periode waren er vele mannen die een alles overweldigende behoefte voelden aan de mystieke versmelting met de godin. Dit kwam tot uiting tijdens veelvuldige castraties die plaatsvonden gedurende de orgiastische erediensten; waarbij niet alleen vele priesters van de godin, maar ook doodgewone mannen, vrijwillig afstand deden van hun mannelijkheid. Het was niet alleen een politiek protest tegen het ideaal van een schone jongeling als mannelijke godheid met het alleenrecht op de waarheid. In de trouw aan de wereld van de godin werd tevens gerouwd om het verlies van de vanzelfsprekende mystieke eenheid met de natuurlijke ordening van het leven.
Het vermogen om tot totale overgave te komen zou, na de kentering, als ongewenst worden beschouwd. Ze was immers totaal tegenovergesteld aan de rationele benadering van het leven, die een steeds grotere afstand tussen ritueel en daad oplegde. Alleen de offerdood van de eerste christenen was nog een uiting van de volledige onbaatzuchtige overgave aan het geloven in een alles overstijgend goddelijk ideaal.
In feite kwam het er op neer dat het concept over de dood een totale omslag maakte. In de antieke wereld was de dood een natuurlijk gegeven waarin de mystieke eenheid met moederaarde als een extatische versmelting werd ervaren. De behoefte aan verlossing uit de eeuwigdurende duisternis - en de daaruit voortspruitende wens naar de voortzetting van het leven in een hiernamaals - is typisch een product van het mannelijk verstandsdenken. Ze werd pas belangrijk toen de mens de waarde van de antieke wereld achter zich begon te laten. Gezien in het licht van de evolutie van het bewustzijn was dit een noodzakelijke fase, maar onder de prijs, die voor de vooruitgang betaald moest worden, zou de mens steeds dieper gebukt gaan. Het schuldbesef waar het hele verlossingsthema op is gebaseerd draagt consequenties met zich mee waarvoor wij - nu de mensheid is beland in de nadagen van de christelijke mythe - steeds minder bereid zijn nog langer voor te boeten. Met als gevolg dat we wederom in een overgangsfase zijn beland.

Het geloof in de mannelijke godheid was vanaf het eerste begin voorbestemd om naar een eindpunt toe te groeien. Het ratio baseert zich nu eenmaal op het principe van de subject/object splitsing en deze is gebonden aan het principe van tijd en ruimte en zal daarom altijd een begin- en eindpunt moeten hebben.
De mens liet zich dus een tijdelijke beperking opleggen die, hoe vreemd dit ook klinkt, geen ruimte liet voor de mystieke waarde onder het ruimte/tijd continuüm. Het christendom heeft weliswaar altijd de mystiek hoog in het vaandel gevoerd, maar de waarheid is dat deze steeds verder werd uitgehold door schriftgeleerdheid en behoefte aan rituelen.
Ontegenzeggelijk symboliseerde de figuur van Jezus de verlichting van zijn tijdsbeeld en daarmee heeft hij de westerse mens de sleutel in handen gegeven die deze broodnodig had om tot geciviliseerde en intelligente mensen uit te groeien. Alleen heeft het christendom slechts één facet van de mens tot waarlijk grote bloei weten te brengen: het ego!
De afgelopen 2000 jaar is er ongetwijfeld veel tot stand gebracht. We hoeven maar door een museum te lopen om ons te vergapen aan alle pracht die uit doodgewone mensenhanden is gekomen. Of ons te te verliezen in schitterende muziek, of verrijkende literatuur. Om niet te spreken over de rijkdom aan architectuur, of de vooruitgang van de wetenschap.
Er is echt veel, heel veel goeds, waartoe de mens in staat is. Maar heeft u er wel eens bij stilgestaan dat álle hoogtepunten van onze beschaving hun inspiratiebron vonden op zo’n zeldzaam moment waarop de mens eventjes bóven zijn ego uitsteeg en zichzelf vergat?
En is het niet zo dat tegenover alle verworvenheden ook die vele bladzijden staan, welke geschreven zijn met de loodzwarte inkt van dat ego. Buigen we niet allemaal beschaamd het hoofd bij het hoofdstuk Nazisme, om eens een iets te noemen?
'En', is de vraag, 'heeft de mens daar enige lering uit getrokken?'  
In ieder geval bij lange na niet voldoende.
Men hoeft heden ten dagen maar om zich heen te kijken om te zien dat er van de op liefde gebaseerde boodschap van Jezus niet veel is terecht gekomen. Wordt het niet steeds meer:
ikke, ikke, ikke en de rest kan…!
In feite wordt de mens opgevroten door zijn angsten. Zijn onvrede hierover probeert hij weg te moffelen onder bergen klatergoud en valse illusies. Hij sluit zich af van hen, die ‘anders’ zijn, en als het niet meer lukt om die lastpakken te negeren moeten ze op een andere manier een kopje kleiner worden gemaakt. Om dé kreet van dit moment te gebruiken: 'wie niet voor mij is is tegen mij!'  
Wát mijn vijand de andere wang toekeren?
Gezien de gekte in de wereld is het logisch dat de mens bang begint te worden dat het apocalyptische eind nu toch echt nadert.
Wel, de wereld beeft inderdaad op zijn grondvesten, maar ik heb al eerder gezegd dat dit de momenten zijn waarop grote doorbraken kunnen plaatsvinden. Het zit nu eenmaal in de aard van het beestje dat de mens echt niet zomaar openstaat voor nabije veranderingen. Het liefst blijft hij lekker onderuit gezakt in zijn stoel zitten.
Daarom staat de kosmos geen andere mogelijkheid open dan de mens met harde hand door de barensweeën heen te helpen waarmee de vernieuwing zich door haar geboortekanaal perst.
Dit is broodnodig, want alleen als álle mensen in vrede met elkaar kunnen leven kan de nieuwe kwantumsprong naar een hoger bewustzijn worden genomen. Dit is een uitermate pijnlijk proces waarin vele offers van ons worden gevraagd, maar de psychologie kent het gegeven dat men iemand vooral niet té snel van zijn angst moet afhelpen, maar hem juist zijn pijn móet gunnen om tot rijp doorleefde inzichten te kunnen komen.
We zouden er goed aan doen om ook zó te kijken naar de recente drama’s in de wereld. Waar de mensheid voor moet waken is om niet als doodsbange konijntjes apathisch in een hoekje te gaan zitten afwachten op dat gevreesde einde aller der tijden, want als we dat doen roepen we het gegarandeerd over ons af. Dan zal het experiment om een vredelievende planeet aarde te creëren als mislukt moeten worden afgeschreven. Kosmisch gezien zal zoiets niet eens zo'n ramp zijn. Integendeel, het zou pas echt rampzalig zijn als een levend wezen, dat nog steeds zo agressief is als wij, toegang tot hogere dimensies zou krijgen.
Nu is het mijn persoonlijke overtuiging dat de kosmos in harmonie is. Alleen is ons zicht op de grote waarden van het leven nog steeds erg beperkt. Het was weliswaar noodzakelijk dat de mens zijn eigen zeggingskracht ontdekte, maar de prijs bestond wel uit een toenemende mate van egoïstische kortzichtigheid.
Wat de vraag oproept of wij echt die slechte en zondige mensen zijn die niet beter verdienen?
Welnee! Alles heeft moeten gebeuren zoals het is gebeurd. In het grote kosmische plan liggen we precies op schema. Het leven heeft nog nooit één druppel energie verspilt, maar om dit volmondig te kunnen beamen zal de mens toch echt de ogen moeten ontwikkelen die kunnen kijken in het duister.
Laten we daarom maar snel verder gaan en nog één keer kijken naar de twee cruciale figuren van Jezus en Dionysius en wel naar een zeer opmerkelijke overeenkomt tussen beide.
Ieder, op hun eigen manier, hebben ze een plek veroverd in het grote hemelse pantheon, terwijl beide toch waren geboren uit aardse vrouwen. 
Semelè was een koningsdochter en Maria, de moeder van Jezus, was ook een sterveling. De symboliek die hieruit naar voren komt is indrukwekkend en getuigt van een nieuwe visie ten aanzien van de relatie tussen de mens en het goddelijk universum. Tot hier aan toe had het lot van de mensheid geheel in de handen der goden gelegen. Maar in plaats van, zoals van oudsher, deernis en bescherming te bieden, stortte de hemel in toenemende mate zijn gram en toorn over de ontredderde mens uit. Vooral de wraakzuchtige god Jahweh voerde een meedogenloos schrikbewind.
Niet verwonderlijk dat de behoefte groeide in de richting van een nieuwe structuur met overzichtelijke en vooral liefdevolle richtlijnen. Het meest in het oog lopend was daarbij het definitieve afschaffen van die, elkaar toch heel vaak beconcurrerende, goden. Hierdoor kon het hele Pantheon onder de noemer van die ene almachtige geplaatst worden. Bovendien was het bewustzijn van de mens, aan het begin van het christendom, zover gerijpt dat deze sprong ook kon worden gemaakt.

Vanuit het meest nobele gevoel, de onbaatzuchtige liefde tussen ouders en kind kon de mens boven zichzelf uitstijgen en vol vertrouwen zijn aards lot in handen van de goddelijke vader leggen. Dat de geboorte van deze vernieuwing, niet alleen door het geboortekanaal van een aardse vrouw ging, maar ook via de geniale visie van een timmermanszoon, lag geheel in lijn met de nieuwe zienswijze.
Waar het de ontwrichte Dionysius niet had willen lukken, bleek vader Jozef wel degelijk in staat om de producten uit het bos te bewerken. Hierdoor werd het mogelijk voor de kleine Jezus om, via het doodgewone Hamertje Tik van zijn kindertijd, te leren om overzicht te krijgen over steeds ingewikkelder structuren. Uiteraard eerst ten aanzien van de aardse werkelijkheid. Tot hij  in zijn volwassen leven de brug wist te slaan naar het koninkrijk van zijn hemelse vader. Daarmee het goddelijke bouwwerk voltooiend waar op dat moment zo’n grote behoefte aan was.
Ook al is deze nog zo’n overtuigd atheïst, iedere liefdevolle ouder die kijkt in de ogen van zijn pasgeboren baby, voelt dat hij regelrecht kijkt in de ogen van de volmaakte liefde. Daarom hangt er ook altijd iets sereens rond de kraamkamer. Jammer genoeg zijn het maar al te vaak de aardse beslommeringen en onvolmaaktheden van het ouderpaar zelf dat het kind zijn goddelijke kern al te gemakkelijk laat vergeten. Het was dan ook de grote verdienste van Maria en Jozef dat zij, te midden van de roerige tijden van dát moment, de perfecte schuilplaats voor hun kind wisten te creëren waarin Jezus gevrijwaard zou blijven van materiële hebzucht.
Dát is wat ik versta onder het gegeven dat Maria onbevlekt zou zijn geweest. Persoonlijk hecht ik nu eenmaal geen waarde aan de hocus-pocus van een onbevlekte ontvangenis waar geen mannelijk zaad bij te pas kwam. Wat mij betreft heeft Jozef, in alle opzichten, zeer goed in zijn vel gezeten! Sterker nog, voor mij is het zelfs absoluut onbelangrijk of Jezus al dan niet een mens van vlees en bloed is geweest. De waarde van een mythische boodschap komt regelrecht uit onze levensbron en zit sowieso verankerd in ons diepste zielengoed.
Hoe dan ook,  in het licht van die tijd, was het nodig om het heilige van het profane te scheiden en met stip bovenaan stond de ontkenning van de seksualiteit. Maar ook al probeerde men nog zo hard om de geboorte van Jezus de glans van een bovennatuurlijke symboliek te geven, het echte mysterie zat uiteraard in het groeiproces van zijn laatste levensjaren.
Die laatste fase waarin Jezus toegroeide naar de uiteindelijke overstijging van zijn kleine 'ik', en tot volle wasdom kwam door zijn kruisoffer is indrukwekkend. Daarom kan ik het niet kan laten om, met het oog op de afschuwelijke ontwikkelingen waar we, heden ten dagen, mee te maken hebben, te wijzen op het verschil tussen een offer waarin iemand belangeloos ontstijgt aan de dwingende eisen van zijn ego en het quasi offer van misleide zielen. De armzaligen die denken dat ze een goddelijke missie vervullen waarvoor ze zullen worden beloond met 70 maagden en een handje vol klatergoud.
Het is typisch iets voor een opgeblazen ego om levens te offeren voor de waan van het eigen gelijk. Gehersenspoeld door misleidende ideologieën hebben zulke mensen slechts een waas voor ogen waarop een slechte film wordt geprojecteerd die bomvol met haat zit.
Hoe gek het ook klinkt, juist omdat dat zij hun vertroebelde visie op de werkelijkheid voor waar houden, zijn deze lieden in staat om zelfs met een volmaakt gerust geweten dood en verderf te zaaien. Maar, aan de waarheid kleeft nooit en te nimmer bloed, daar zij de onschuld bezit van een pasgeboren baby!!!
Is het niet triest dat deze misleide zielen dit nooit en te nimmer zelf kunnen waarnemen; daar hun aanblik meedogenloos wordt teruggekaatst in de glans der onschuld. Hierdoor krijgen zij een verschrikkelijk beeld voor ogen. Zo beangstigend dat ze nooit tot het inzicht durven komen dat hetgeen zij zien niet de vermeende vijand is, maar het beeld van het slechtste in zichzelf!
Welnu, dát is het verschil met de verlichte geest die wel de waan van zijn eigen ego is ontstegen.
Neem maar aan, dat Jezus op de Calvarieberg, en ieder moment daarna, het liefst had willen wegrennen van de confrontatie met de verschrikkelijke gekte in en buiten zichzelf. In zijn totale verlatenheid heeft hij een doodsangst zonder weerga gekend, want de confrontatie met de oerheks, op het diepste niveau, is absoluut dodelijk voor het ego. Een proces dat van een geheel andere orde is dan het zogenaamde offer van de gehersenspoelde. Voor wie het einde van zijn leven niet meer betekenis heeft dan het trekken van een zeurende kies. Waarbij hij, vast en zeker, ook nog eens geholpen wordt door een hoeveelheid pilletjes die angst omzetten naar eufore overmoed.
Jezus had niet van die pilletjes op zak en wierp zelfs geen steen. Hij vergaf de armzaligen van geest die niet wisten wat ze deden.
Zo gedraagt alleen iemand zich wiens bron gezuiverd is. En of het nu gebeurt in naam van God, Jahweh, Allah, Jehova of Pietje Puk, al dat andere is gekkenwerk. 
Zo, dat moest er even uit!

Nu verder met de mythe waar het om begonnen is. Het is de hoogste tijd om duidelijk te maken waarom ik vind dat de archetypen van Pluto en Persephone nog net zo springlevend zijn als 2000 jaar geleden.
We hebben gezien dat het er alle schijn van had dat het rijk van god de moeder verbleekte met de komst van god de vader. Dat is nu eenmaal vaker het geval met het schijnsel van de maan. In werkelijkheid was de maangodin nog steeds aanwezig. Heel symbolisch zat ze nu, nederig en ontdaan van haar hemelse glorie, als de moeder van Jezus, aan de voeten van het kruis. Weliswaar was haar persoonlijkheid opgesplitst in enerzijds de reine moedermaagd; een oude vrouw die boven de seksualiteit was uitgestegen door die onbevlekte ontvangenis waar de tijdsgeest haar mee had opgezadeld. Terwijl anderzijds haar vitale en erotische uitstraling voortaan belichaamd zou worden door de zondige hoer Maria Magdalena. Twee vrouwen aan de voet van het kruis. Niet alleen schreiend om het verlies van een geliefde, maar ook in diepe rouw om deze smartelijke afsplitsing.
Als het aan de gezagsdragers van het vroege Christendom had gelegen was hiermee de kous afgedaan. Zij gingen ervan uit dat de degradatie een definitief eind maakte aan het rijk van de godin, maar deze opzet lukte in het geheel niet. Er zou heel wat gekrakeel vooraf gaan aan het concilie van Efeze waar ter elfder uren toch nog moest worden besloten behoorlijk wat water bij de wijn te doen en veel van de oude waarden mee te nemen in het Christendom.
In de vorm van Maria werd de godin zelfs min of meer gerehabiliteerd door haar hoffelijk een ten hemel opstijging toe te kennen. Al was dat een gotspe, daar zij nimmer haar hemelrijk had verlaten.
*In 431 DC. stelde het Concilie van Efeze voor dat Maria ‘Moeder Gods’ mocht worden genoemd.
Wat wij sindsdien van de godin vernamen kwam grotendeels tot ons via de overlevering van sprookjes, waar zij de rol van goede fee voor haar rekening nam. En dan natuurlijk de functie van de troostende moeder die de katholieke kerk op de been moest houden. Want al werd zij door de kerkheren verbannen naar het zijaltaar, zonder haar inbreng was het nooit wat geworden met de katholieke kerk.
De troost schenkende vrouw was de kerkheren nog wel welgevallig, maar zo gauw als haar sensuele kantjes om de hoek kwamen kijken werden deze, alsof het demonische hekserij betrof, met harde hand uitgebannen. 
Vanwege het oncontroleerbare karakter is de angst, van alle grote godsdiensten, voor het mysterie van de seksualiteit nu eenmaal altijd dramatisch geweest.
*Hoe het mogelijk kon worden dat de vrouw zich zo dramatisch liet wegdrukken van het wereldtoneel zal in Het mysterie van het grote Niets uitgebreid aan de orde komen.
Voor dit moment wil ik volstaan te wijzen op het verschijnsel van de Taliban. Het is toch te gek voor woorden hoe, zelfs in het nieuwe millennium, zo'n agressieve groep mannen - als projectie van de eigen vertroebelde blik - hun weerloze vrouwen de blinddoek voor weet te binden.
Ja, er is nog steeds veel blindheid in de wereld en het is de hoogste tijd dat daar een eind aan komt!
Daarom zullen we in Het mysterie van het grote Niets vele hinderlijke sluiers wegnemen.
Want, zou het nu echt zo zijn dat de godin, van het eerste uur, zich zo makkelijk uit het veld heeft laten slaan?
Wel heren, het was aardig geprobeerd! Maar ondanks alle verwoede pogingen om de mannelijke religies te sublimeren tot de volmaakte vader/zoon relatie, hebben we wel te maken met een kosmische grootheid die een groter uithoudingsvermogen bezit dan het verschijnsel van de mannelijke god.

Gedurende 2000 jaar Christendom hebben de kerkheren hun uiterste best gedaan om de rol van de godin te reduceren door haar meest vitale kracht te ontkennen, maar zijzelf heeft daar in het geheel niet onder geleden. Integendeel, als gemalin van Pluto is ze met een wijze glimlach ondergronds gegaan. Gevoed door een dieet van granaatappels, heeft ze zich daar in alle rust voorbereid op haar terugkeer naar de dageraad. In de beschutting van de onderwereld zwol de vonk, die ooit ontvlamde, aan tot een gepassioneerd vuur. Hierdoor heeft, mijns inziens, de band tussen Pluto en Persephone aan gelijkwaardigheid gewonnen en is hun liefde vitaler dan ooit tevoren.
Vergeet niet dat die eenheid er vanaf het begin heeft ingezeten. Inanna werd indertijd niet zomaar door Ereshkigal verslonden. Door deze daad werden beide vrouwen verenigd en ontving de heks veel van Inanna's kwaliteiten. Medusa had niet voor niets die onschuldige ogen!
Ook in de astrologie vinden we hiervan iets terug. Mensen met een Schorpioen ascendant (de ascendant herbergt veel fysieke kenmerken) staan erom bekend dat zij alles met hun schitterende ogen voor elkaar kunnen krijgen.

Zoals een zalm ten koste van veel kracht de rivier op moet zwemmen om boven aan gekomen het voortplantingsritueel te vieren tot hij er bij neer valt. (waardoor zijn uit elkaar vallend vlees het nageslacht kan voeden) Zo moest Inanna haar tocht volbrengen. Jezus de Judas ontmoeten die zijn duistere kant symboliseerde en Pluto het licht leren zien door de ogen van zijn Persephone.
Zo zullen de uitersten altijd elkaar ontmoeten om in gelijkwaardigheid naar elkaar toe te groeien en uiteindelijk de cirkel vormen waarin het verbond tot stand komt van
het heilige huwelijk der tegenstellingen.

 

Amerongen, December 2001

 

 


                     

 

                                                         Terug naar de index van de zucht van Verlichting


© - Panda Gielen 

dolceVitas